donderdag 15 november 2012

Geanalyseerd dansje.


Ik slaap nu al zo'n twee weken door een onbekende doch duistere reden pas rond 1 à 2 uur 's nachts. Gisteren heeft dat behoorlijk zijn tol geeist en ben ik vroeg naar bed gegaan. Vanochtend mocht ik uitslapen en nu ben ik weer vol energie en was ik volgens klagenoten in de ochtend (Onze klas is in tweeën gesplitst bij één vak. De ene groep moet om 9 uur, de andere om 11 uur. Ik zit, tot mijn geluk, in de tweede groep) iets tè vrolijk. In de trein dagdroomde ik van Gent en het halen van mijn schouw, en las ik mijn Schopenhauer uit. Of, althans, helemaal uit is hij nog niet. Ik viel in slaap drie pagina's voor het nawoord. Ik ben geen fan van het boekje van hem. Het is wel mooi opgezet, en derhalve ook duidelijk leesbaar. Toch kán ik gezegd hebben dat ik Schopenhauer heb gelezen. Aan 'De kunst van het gelijk krijgen' is het zo dat pas op het eind, wanneer hij de discussie tussen een leek en een geleerde, en waar hij de discussies tussen mensen van het 'gewone volk' analyseert, daar wordt het interessant. Het is mooi hoe hij de manier van redevoering tot op de puntjes analyseert en daarbij de harde kern raakt waarom de gewone man afkeer krijgt van al waarbij de logica of simpel nadenken te pas komt.

Hij stelde een (empirisch) voorbeeld, die hij niet zelf had bedacht maar al reeds opgeschreven was door iemand anders, van een jongeman die in al zijn enthousiasme voor een rationele discussie keihard verloor in de reeds genoemde discussie, met een geleerd man. Puur omdat de geleerde man de dialectiek beter beheerste. De geanalyseerde dialectiek was bij dit voorbeeld simpel. Eerst begon de geleerde man met een simpele vraag, waar iedereen het antwoord op weet. Vervolgens zet hij, in een woordenbrij waar de leek in verzuipt, een conclusie uit. En dat in zulke taal dat de gehele conclusie meer een abstract schilderij lijkt aan Latijnse woorden en duur gepraat. Hiervan werd de jongeman vervolgens totaal moedeloos en de discussie was met 5 x uitgewisselde woorden afgekapt en genadeloos gewonnen door de geleerde.

 Het deed me denken aan de tijden dat ik nog wiskundelessen volgde, in de 1e tot en met de 3e klas. Iets niet begrijpen maakt een mens hulpeloos en afkerig van zichzelf. Het is ook daarom dat er veel mensen zijn die zich, in alle aanwezigheid zodat iedereen het weet, afkeren van de politiek of de filosofie. 'Ik begrijp het toch niet' is een veelgehoord argument. Ik heb het zelf vaak gebruikt, en gebruik het nog steeds. Prima als mensen mij wiskunde of een simpel rekensommetje wil gaan uitleggen, daar ben ik de mensen dankbaar voor, maar wanneer de mensen mij het uitleggen dan voel ik mij als de jongeman in het bovenstaande voorbeeld. Ik word bewust van mijn eigen ontwetenheid, en raak daar zo chagrijnig van dat zelfs een simpel rekensommetje aan mij niet meer uitgelegd kan worden. Geen kind was zo fanatiek én onfanatiek tegelijk tijdens de wiskundelessen als ik. Ik zat altijd helemaal vooraan of helemaal achteraan in de lessen. Vooraan omdat ik geen seconde wilde missen van de uitleg die werd gegeven en ik het eerste persoon was die een vraag kon stellen. Achteraan omdat ik moe was geworden van het feit dat ik er na 10x uitleg geen vat op kon krijgen. Geen kind was zo fanatiek én onfanatiek. Ik was de gene die ( tot grote ergenis van klasgenoten) vraag na vraag stelde. Wiskunde was in mijn ogen even dogmatisch als de kerk. 'Zo is het gewoon' werd me vaak gesteld, of 'accepteer het nu maar', maar ik begreep het niet. De meest gestelde vraag door mij was: 'Maar waarom dan?'. En met die gedachte in mijn achterhoofd werd ik tijdens de wiskundeles, wiskunde - het meest rationalistische ooit, constant van emotie naar emotie gesleept. Vreselijk. De jaren dat ik wiskunde had waren roerige jaren. Geen kind was zo fanatiek én onfanatiek. Ik stelde vraag na vraag, maar gaf na 10 keer ongeduldige uitleg op. Ik werd zo ongelukkig van het feit dat ik me bewust werd van het feit dat ik een uitleg nooit zal snappen, dat ik altijd zei na een vraag: 'Maar u hoeft het helemaal niet uit te leggen hoor, want ik zal het toch niet begrijpen.' Waarop de leraar, zijn plicht vervullende, mij het begon uit te leggen en ik weer met mijn handen in mijn haren zat. Ik heb maar een keer het genot van de helderheid weten te mogen ondervinden, en dat was bij de stelling van Pythagoras. De stelling was mij zo helder, en ik werd zo gelukkig van het feit dat ik iets in wiskundewereld snapte. Jammer genoeg zal ik je nu niet meer kunnen vertellen dan het overbekende A2 + B2 = C2.

Ik heb wiskunde gehaat. Met heel mijn hart. Wiskunde was die drie jaren een pijnlijk punt. Ook daarna - en dan hebben we het vooral over het rekenen. In de vierde klas sprak ik met mezelf af nooit meer aan wiskunde te gaan doen. Mijn dyscalculie wilde ik accepteren door het te vergeten.

Nu ik al een tijdje Spinoza lees ben ik wiskunde gaan respecteren. Voorheen zag ik wiskunde als iets dogmatisch. Wiskunde wordt ook onderwezen als één grote, dogmatische leer. Leraren hebben mij nooit verteld dat wiskunde af te leiden is naar axioma's en eeuwige waarheden. Ik verwijt de leraren niks, want ze konden niet anders. Zelfs als ze het hadden verteld had het me waarschijnlijk niks gezegd: Ik was niet bezig met filosofie.

Ik heb mijn hele leven lang al naar helderheid gezocht. Ik hield zielsveel van de momenten waarop ik naar huis fietste, en mijn hoofd leeg was en ik alleen nog maar zuiver kon redeneren. Ik herinner me een gesprek met mijn moeder. 'Het zal heerlijk zijn als ik ooit een moment had waarop ik niet nadenk', zei ze. Ik verbaasde mij daarover. De momenten dat ik helder nadacht waren voor mij een van de toppunten van geluk. Als kind analyseerde ik de dingen al. Er bestaat (hij bestaat, waar hij is, dat weet ik niet) een geïmproviseerde 'biologische' tekening van mij in een dagboek ooit gekregen terwijl ik amper schrijven kon, van 'Hoe een bloedneus ontstaat'. Het is jammer dat ik hem niet meer heb terug kunnen vinden, maar het zegt wel veel. De tekening was een volledig incorrecte en inadequate analyse van een menselijk hoofd met een neus en bloedvaten die overal uit en in liepen. Maar het was een analyse. Als kind analyseerde ik dat je het getal 'vijf' en mooie leeftijd was om te hebben. Waarom ik dat dacht, weet ik niet meer, maar ik had er wel, naar mijn herinnering, een gehele redevoering bij bedacht.

Soms stel ik mij de vraag waarom ik me ben gaan fascineren voor de eerste de beste filosoof die ik tegenkom. Vervolgens kan ik deze vraag alleen nog maar Spinozistisch beantwoorden. Het kon niet anders zijn dat Spinoza als 17e eeuws persoon als eerste op mijn pad kwam. Het kon daarom ook niet  anders dat Spinoza als filosoof mij het voor het eerst interesseerde. Daarna stel ik mij de vraag waarom ik vervolgens bij Spinoza ben blijven hangen en niet ben verder gaan zoeken naar andere zienswijzen. Maar eenmaal Spinoza gelezen te hebben heb ik er mijn verlangen naar helderheid gevonden. Spinoza lezen voor een dyscalculist als ik is geweldig. Van de moeilijke vindbare structuren in het dagelijks leven was de Ethica een en al structuur. Alles is te herleiden en alles is op een zekere manier te bewijzen. Tijdens de momenten dat ik uit mijn Ethica lees is de wereld zo helder als glas. Ik ben zelfs wiskunde gaan waarderen. Mensen die mij kennen denken waarschijnlijk dat ik sumprematische en constructivistische kunst al jaren prachtig vind, maar niks is minder waar. Och, wat spreekt mij aan aan de spinozistische filosofie? De helderheid, de duidelijkheid, de realiteit, het geanalyseerde, de eerlijkheid en natuurlijk de blijdschap die erin in praktijk uit voorvloeit.

En hiermee sluit ik af. Ik zie dat het al richting de 12 uur gaat lopen en wil ik mijn energie nog enigzins behouden lijkt het mij verstandig te gaan slapen.

(Het schilderij is van de favoriete Alexej von Jawlensky)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten