{ Heden ten dagen ben ik met een vriendin op vakantie: vanochtend zijn wij vertrokken met de trein richting Luxemburg. Overmorgen gaan wij dan weer richting Düsseldorf waar we nog eens drie dagen verblijven. Hier in het hotel schreef ik het volgende: }
"Het ik-tijdperk"
Sinds dat wij onze beweringen niet meer in veralgemenende, abstraherende of metafysische termen kunnen vatten, is het het ook onmogelijk om nog te kunnen praten over 'de mens'. Wij zijn, heden ten dagen, zonder enige voorkennis, niet meer in staat om nog conclusies trekken over de mens, enkel gebaseerd op de rede. We zijn dan te bang dat wij dingen over het hoofd zien. Het is daarom dat wij tegenwoordig in een ik-tijdperk leven: als wij geen uitspraken meer kunnen doen over 'de mens', of, 'de Nederlander' (onze koningin durfde het ook niet aan), dan komt de meest waarheidsgetrouwe kennis enkel nog van en over onszelf, omdat wij nu eenmaal onszelf zijn en ons enkel kunnen inleven via ons eigen referentiekader. Omdat wij geen zinvolle bijdrage meer kunnen leveren aan een algemeen en overkoepelend wereldbeeld (zoiets wordt door velen ook verworpen), stellen wij de wereld ons nu voor als een onsamenhangende lappendeken: ieder mens was al uniek, maar nu is iedereen unieker dan ooit. Het enige verband wat de moderne mens nog heeft, is zijn unicum. Mensen vormen tegenwoordig niet meer groepen omdat ze een positief kenmerk hebben, maar omdat ze of een negatief kenmerk hebben, of, een positief kenmerk die zich voordoet als negatief kenmerk. Mensen vormen zich nu groepen gebaseerd op hun eigen, unieke eigenschappen.
In dat verlangen naar het 'uniek-zijn' is ook het verlangen naar zelf-kennis toegenomen. Zonder zelf-kennis veralgemeen je je zelf, waarmee je jezelf afzondert in dit tijdperk dat je juist met je uniek-Zijn mag rondlopen. Uitzondering is wanneer je je eigen veralgemening weet om te zetten naar juíst een een uniek kenmerk, dat de veralgemening van jezelf jouw eigen, unieke identiteit gaat vormen.
Met dat verlangen is elk aspect van het mensenleven ook een constante van zelf-onderzoek geworden. Zelf onderzoek is iets van alle tijden: maar het nam pas echt grotere vormen aan met de Renaissance. De bewuste mens van die tijd begon met het schrijven van dagboeken en autobiografieën, zij begonnen hun eigen, aardse leven over te denken, en niet met op het oog het hiernamaals, maar enkel uit nieuwsgierigheid naar zichzelf. In dat opzicht lijkt de hedendaagse mens op de mens van de rinascìta: het is benieuwd naar zichzelf, naar wat het kan en waar dat kunnen op houdt, al neemt de hedendaagse mens minder snel genoegen er mee wanneer die grens zeer dichtbij blijkt te liggen. Zo komen de zelfbewust en de nieuwsgierige mens van de Renaissance en de in vooruitgang door innoverende techniek gelovende mens van de Verlichting ten samen in de hedendaagse mens (deze heeft echter nog veel meer kenmerken, maar die kan ik niet allemaal bespreken).
Dat de mens aan zelfonderzoek doet, is nu ook deel geworden van zijn openbare identiteit. Waar vroeger gebreken angstvallig werden verborgen of stil gehouden, is nu de bewondering voor de kwetsbare mens. Dat de kwetsbare mens eigenlijk nu enkel erkenning zoekt voor de 'moed'waarmee hij zijn gebreken toont, wordt nog wel eens vergeten. Kwetsbaarheid suggereert wellicht een bepaalde onzekerheid of naïviteit, maar tegenwoordig is het juist een teken van zelfverzekerdheid. Het vergt juist deze zelfverzekerdheid, zo denkt men, om al die gebreken altijd in de openbaarheid te tonen, dag en nacht, ook op internet. Ik ben hier geneigd te denken dat men enkel zijn bewondering (vanuit jaloersheid?) uit spreekt voor de zelfverzekerheid er achter, dan daadwerkelijkheid voor het tonen van de gebreken (of, in andere gevallen, juist de positieve eigenschappen).
Dat men angstig is om vergeten en verstoten te worden, is van alle tijden. Maar het paradoxale van deze tijd is dat men zich constant gedraagt als verstotene, de wereldvreemde, de altijd weer 'lekker anders' (wellicht geërfd vanuit de Romantiek en de Avant-Gardistische stroming?), juist om zo niet vergeten te worden. We hebben behoefte aan een constante schreeuw van aandacht, wellicht omdat we misschien juist zo individualistisch zijn geworden. Het is zoals een kind het soms prettig vind om te huilen, zodat het ook een keer bij de juf of meester op schoot kan. En wij kunnen die aandacht voor ons op eisen, daar zijn wij niet te beschroomd voor.
Er is echter ook één groot verschil tussen de hedendaagse mens en de mens van de Renaissance: beiden zijn ze nieuwsgierig en onderzoekend, maar kenmerkend voor de beroemde homo-universalis en dergelijke van de 13e en 14e eeuw, is naast zijn interesse voor zijn eigen zijn, ook zijn neiging de algemene mens centraal te zetten, de mens als autonome, scheppende kracht. De hedendaagse mens heeft deze veralgemenisering verworpen, en concentreert zich nu enkel nog maar rondom het 'ik'. Wij vormen onze eigen meningen (althans, dat trachten wij vaak), in plaats van te denken binnen vooropgestelde politieke of sociaal-maatschappelijke kaders of zuilen met een eigen programma. We zijn zo bewust van onszelf geworden, dat de christenen beginnen te klagen over een hiaat in de onvoorwaardelijke naastenliefde. Of zoiets bestaat kan ik nu niet bewijzen, dus dat laat ik het.
Zo heeft ook de filosofie een 'nuttig' karakter gekregen. Met het post-moderne ontstond het grootste bewustzijn van de historie die wij ooit in de geschiedenis hebben gekend. Om, na destructieve en zeer kritische periodes, de filosofie een handje te helpen, ontstond het idee dat dit geschiedkundig bewustzijn ook kon werken voor de filosofie. Dit verklaart de enorme wildgroei aan 'geschiedenissen van de filosofie' (de filosoferende mens maakte er vervolgens filosofie van de geschiedenis van de filosofie van, het geen onvermijdelijk was). Nu, in dit naamloze tijdperk, heeft dit ook zo zijn uitwerkingen. Wij hebben enorm veel kennis van onze voorafgaande filosofen. De hedendaagse mens is hiermee aan de slag gegaan, en met welk doel? Zelfinzicht. Dit verklaart ook de populariteit van filosofische bewegingen zoals de School of Life van Alain de Botton. De naam zegt het al: Jij bent pas mens, als jij zult leren in dit leven. Je bent al niet, nee, jij bent kneedbaar zolang je je zelf kent, en wij kunnen jouw zelf leren kennen. (Wellicht is de laatste metafysische mythe het bestaan van een algemeen 'ik', een ik die een bepaalde eeuwige waarde bezit.). We hebben controle zolang wij begrijpen hoe wij zelf werken, ons eigen, unieke werken, maar hoe de ander werkt, is tegenwoordig minder begrip voor. Over het laatste ben ik bang dat als ik hier verder mijn mening over uit, ik zal komen met dwaze, impulsieve en irrationele beweringen. Derhalve laat ik het hierbij.
*ik zal hier een prentje bij kunnen plakken, maar wat ook kan is dat je een selfie maakt en deze hierbij denkt*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten